De afgelopen verkiezingen deelde Nederland weer op in links en rechts. De discussies liepen hoog op. Gelukkig was daar het WK in Zuid-Afrika. Het flirten van Rutte en Wilders werd vervangen door het kushandje van Wesley naar Yolanthe. Ruim 12 miljoen Nederlanders, van jong tot oud stonden als één man achter Oranje.
Mooi hè, dat een WK ervoor zorgt dat al die individuen samen één groep vormen? Ineens maakt het niet meer uit welk beroep iemand heeft of waar iemand is opgegroeid. Voetbal brengt mensen samen, maar zoals Rinus Michels het al eens zei: “Voetbal is (ook) oorlog”. Dit jaar werd de bekerfinale tussen Ajax en Feyenoord uit voorzorg in twee wedstrijden gespeeld. De dreiging van geweld was te groot. De beide clubkleuren zijn rood en wit, maar toch heerst er tussen de supporters behoorlijke vijandigheid. Ajax is voor ajacieden de ingroup, terwijl Feyenoorders gezien worden als outgroup. Dit fenomeen, sociale categorisatie, heeft vele gevolgen. Mensen van onze ingroup zien we als beter, slimmer en knapper. Ook als die indeling volstrekt willekeurig is. Bij introducties worden studenten bijvoorbeeld willekeurig ingedeeld in groepen met rode en blauwe shirts. Mensen met dezelfde kleur bevoordelen elkaar, ook al hadden ze net zo goed bij de andere kunnen horen.
Waarom we dat doen?
Simpelweg om een goed gevoel over onszelf te houden. Volgens de sociale identiteitstheorie zien we onze eigen groep positiever, zodat we onze zelfwaardering hoog kunnen houden. Gelukkig ligt sociale categorisatie niet zo vast als het lijkt. Het is afhankelijk van de context. Ter vergelijking, als je in het buitenland bent, zeg je: ik kom uit Nederland. Wanneer je echter in Nederland bent, zal je vertellen in welke plaats je woont.
Wanneer het Nederlands elftal in de finale staat, is het niet meer relevant welke club uit de eredivisie jouw voorkeur heeft. Oranje is de ingroup, dus hand in hand kijken we naar ons Oranje. Misschien kunnen we daar ook iets mee voor de politiek…